The Asphalt Jungle

Zeer goed
Tha Asphalt Jungle
1950
langspeelfilm
112 minuten
thriller

genomineerd
genomineerd
genomineerd
genomineerd

acteur/actrice (8)

Sam Jaffe Sam Jaffe →  Dr. Erwin Riedenschneider
Jean Hagen Jean Hagen →  Doll
Louis Calhern Louis Calhern →  Emmerich
Marilyn Monroe Marilyn Monroe →  Angela
James Whitmore James Whitmore →  Gus
John McIntire John McIntire
Sterlin Hayden →  Dix Handley
Marc Lawrence

regisseur (1)

producent (1)

director of photography (1)

scenarist (2)

Twee halve leugens annex waarheden annex mythevormingsvertelseltjes zijn het oprakelen waard bij deze letterzetting over het uit 1950 stammende The Asphalt Jungle. Meer zelfs, ze zijn sterk genoeg om de spits te mogen afbijten.

Zo is er MGM-baas Louis B. Mayer die zijn eigen product torpedeerde en niet onder stoelen of banken stak geen fan te zijn. Hij noemde het een lelijke film boordevol lelijke mensen die lelijke dingen doen en liet optekenen de straat niet eens te willen oversteken om zo’n film te zien. Dan is er ook nog Marilyn Monroe die hier in een van haar allereerste filmrollen opduikt in een bijrol en haar oudere minnaar uncle Lon mag noemen. Regisseur John Huston was niet erg onder de indruk van haar auditie en was niet van plan haar de rol te geven. Maar de overlevering wil dat hij van mening veranderde toen hij de gratie zag waarmee ze de castingkamer verliet. Of zoals Huston het later naar het schijnt verwoordde: Monroe was een van de weinige actrices die haar entree kon maken door de kamer te verlaten.

Om aansluitend dan maar halverwege met de deur in huis te vallen: The Asphalt Jungle is een dijk van een gangsterfilm. Met door Huston en coscenarist Ben Maddow geschreven dialogen die tintelen als een sintelvulkaan, met een door W.R. Burnett neergepende plot die de wereld der misdaad lekker cynisch – zij het met een dosis verrassende antiheldenromantiek – fileert en met een spitse cast die zich op geen stompe uitschuiver laat betrappen. Burnett heeft trouwens een imposante erfenis nagelaten binnen de krijtlijnen van de roemrijke geschiedenis van misdaadromans en -scenario’s: zo schreef hij (mee aan) onder andere Little Caesar, Scarface en High Sierra en hij liet ook zijn licht schijnen op heel wat westerns en zelfs op The Great Escape.

The Asphalt Jungle verscheen in 1949 in boekvorm en Burnett bleek naderhand in zijn nopjes met de verfilming. Net zoals het boek dissecteert de film het doen en ook wat het laten van misdadigers van diverse pluimage – en de jacht die de politie op hen maakt – tijdens de voorbereiding, uitvoering en nasleep van een overval op een juwelier. De bedenker van de overval (een verraderlijk dociele en fragiele Sam Jaffe) gaat in een op het eerste zicht onbeduidende stad in de Amerikaanse Midwest op zoek naar medeplichtigen die hem willen helpen de kraak tot een goed einde te brengen. Zoals daar zijn een bookmaker (een voortreffelijk gladde Marc Lawrence), een zware jongen (een elektrificerende Sterling Hayden) en een geldschieter (een achter de netkousen van Monroe vissende Louis Calhern). Calherns beslissing om de gestolen diamanten zelf achterover te drukken in plaats van een heler te zoeken is een van de redenen waarom het door Jaffe uitgedokterde plan noodlottig escaleert. Ook dit is dus alweer een misdaadprent waaruit duidelijk mag blijken dat misdaad niet loont, maar dat het wel hypnotiserende cinema kan opleveren.

Huston slaagt er in zijn asfaltjungle in om elk personage een waarachtige eigenheid mee te geven: de scène waarin James Whitmore een vrachtwagenchauffeur uit zijn café gooit nadat die nogal dier- en katonvriendelijke praat verkoopt lijkt op het eerst zicht een opvulscène maar blijkt een van de vele momenten te zijn waarin de psyche van een karakter succulent wordt gekaderd. Je gaat al ver moeten zoeken om een overbodige scène of een uit de toon vallend personage te vinden in deze prent. Kortom: geen grammetje vet teveel aan dit glanzend filmlijf.

The Asphalt Jungle kreeg naderhand nog drie remakes: als de western The Badlanders in 1958, als de exotische spielerei Cairo in 1963 – inhoudelijk de meest slaafse van de herverfilmingen – en dan ook nog eens als blaxploitatievariante Cool Breeze in 1972. En in 1961 zag ook een niet zo succesvolle afgeleide televisiereeks het levenslicht die zou afklokken op een vrij magere dertien afleveringen. Varianten die netjes de aantrekkingskracht van Burnetts hard-boiled meesterwerkje aantonen. Hopelijk is Mayer er destijds alsnog de straat voor over gestoken. De loebas.

Alex De Rouck


Oscars ® 1951 Beste scenario Genomineerd Ben Maddow
Genomineerd John Huston
Regie Genomineerd John Huston
Camerawerk zwart-wit Genomineerd Harold Rosson
Beste acteur in een bijrol Genomineerd Sam Jaffe