The Terminal Man
verdeler
acteur/actrice (15)
regisseur (1)
producent (1)
director of photography (1)
scenarist (1)
beeldmonteur (1)
artdirector (1)
kostuumontwerper (1)
Een keer ondergesneeuwd als boek, en twee keer als film: geen wonder dat The Terminal Man een kille kijkervaring is.
Michael Crichton schreef de roman in 1972 en die werd bijlange na niet zo bekend als collectief geheugen-titels als pakweg The Andromeda Strain, Congo, Jurassic Park of Disclosure. Hetzelfde geldt voor deze verfilming uit 1974. Vraag aan een beetje cinefiel om vijf Crichtonverfilmingen op te noemen … The Terminal Man zal het eindklassement niet halen. En dan is het ook nog een stiefmoederlijk onthaalde film op het cv van Mike Hodges. Die koos Crichtons roman uit voor zijn eerste Amerikaanse productie als opvolger voor zijn Brits tweeluik Get Carter en Plp. Omdat The Terminal Man echter gigantisch flopte in Amerika, werd de film naderhand zelfs niet eens in de Britse zalen uitgebracht. En ook niet in de Belgische trouwens. Hoe onderschat kan een film zijn, denk je dan. Heel onderschat dus.
The Terminal Man sluit netjes aan bij de rest van Crichtons oeuvre waarin hij met graagte waarschuwt voor de gevaren van moderne technologieën en hoe die technologie uiteindelijk het menselijk bestaan zal domineren. En dat vingergewijs en dito gezwaai was er dus al in de vroege jaren zeventig. Op zijn minst fascinerend te noemen.
In The Terminal Man draait alles rond de door epilepsieaanvallen geplaagde Harry Benson (George Segal). Als gevolg van die aanvallen komt zijn gewelddadige natuur naar boven. Om te vermijden dat hij nog meer slachtoffers maakt, besluit hij om een experimentele operatie te ondergaan. Bollebozen en slimme binken verbinden zijn brein tijdens die operatie met elektrodes die een waarschuwing sturen als er zich een nieuwe aanval aandient. Waarop elektrische impulsen die aanvallen dan kunnen neutraliseren. Na de operatie blijkt echter dat Bensons brein verslaafd geraakt aan de elektrische impulsen wat net leidt tot meer gewelddadige aanvallen.
Hodges verfilmt Crichtons roman heel steriel: geen wonder dat Stanley Kubrick zich openlijk als fan uitte van deze technothriller. Terrence Malick deed dat trouwens ook. Het eerste deel van The Terminal Man heeft veel weg van een medische nachtmerrie: vooral de lange operatiesequentie waarin Hodges een volledig bataljon dokters en andere nieuwsgierigen voorstelt als vanuit goddelijke perspectief neerkijkende aasgieren levert memorabel kijkvoer op. Het tweede deel – waarin Segal uit het ziekenhuis ontsnapt en als een computergestuurde moordenaar van hot naar her dwaalt – is trouwens even desoriënterend. Wat ook komt door het casten van Segal. De meestal in komedies of grote commerciële films zijn draai vindende acteur die hier plots als een ijzige moordenaar wordt geportretteerd … ook die keuze was voor 1974 een brug te ver – zeker wanneer hij aan het moorden slaat terwijl hij een verlepte schlagerzanger imiteert. Hodges’ keuze om van The Terminal Man onthaastingscinema te maken werkt wonderwel, al oordeelden zowel Warner Bros als het publiek daar destijds anders over. Warner dumpte de film quasi stilzwijgend in de zalen, en het publiek vond er zijn weg niet naartoe. Een film die zijn tijd vooruit was, zoals dat heet.
In 2003 ondernam Hodges een poging om The Terminal Man aan een nieuwe generatie voor te stellen: op het filmfestival van Edinburgh presenteerde hij toen zijn zogenaamde director’s cut. Het voornaamste verschil zat vooral in het begin, daar Hodges de volledige beginsequentie waarin wat meer duiding werd gegeven bij de toestand van Benson/Segal volledig wegknipte – daarbij het enigmatische effect van de film nog wat dikker in de verf zettend. En er daardoor meer dan ooit verplichte kost voor fans van cynische en labyrintische gitzwarte cinema van maakte.