Indiana Jones and the Kingdom of the Crystal Skull
verdeler
acteur/actrice (6)
regisseur (1)
producent (1)
“Daar is ‘em, daar is ‘em”, wilden wij luidkeels scanderen bij de première van de lang aangekondigde en langverwachte vierde Indiana Jones-film. Helaas pindakaas. Een doelpunt is het niet geworden, althans geen mooi. Indiana Jones and the Kingdom of the Crystal Skull evenaart nergens de originele trilogie. Enerzijds was dat te verwachten, maar dat wil niet zeggen dat we tevreden moeten zijn met een aanhangsel dat met moeite boven de hielen van pakweg National Treasure uitsteekt. En dat hadden we zelfs in onze stoutste en meest bizarre dromen toch nooit durven denken.
Indiana Jones and the Kingdom of the Crystal Skull heeft een groot probleem, en het is meteen een cruciaal: het scenario is een ontzettende sof. De McGuffin is knudde: de kristallen schedel waar het om draait (weliswaar gebaseerd op een bestaand artefact) stelt bitter weinig voor en de hele expositie rond het ding is onduidelijk uit de doeken gedaan. Dat leidt naar een ronduit belabberde climax, een nauwelijks verholen goedkope rip-off van het ijzersterke 'kennis is macht'-adagio uit Raiders of the Lost Ark. Vergelijk dit met het simpele kunstje op de hangbrug in Indiana Jones and the Temple of Doom en kom zelf ook tot de conclusie dat de tijd niet vriendelijk geweest is voor onze favoriete archeoloog. Voor een film waarvoor meer dan tien jaar werd gekauwd op een degelijk scenario, is dit echt wel lamentabel.
De film speelt zich af in 1957, midden in de Koude Oorlog. De schurken van dienst zijn de Russen, en een bataljon aangevoerd door de met een Louise Brooks-pruik opgezadelde Irina Spalko (Cate Blanchett, die aanvaardbaar op de w’s bijt) hebben het op Indy voorzien. Ze ontvoeren hem naar hangar 51, waar hij hen naar de restanten van de Roswell-alien moet leiden die daar zijn opgeslagen. Meteen een mooi bruggetje naar Raiders of the Lost Ark (de ark des verbonds wordt ook in die hangar bewaard), maar echt spectaculair is die openingsscène toch niet. Zeker niet in vergelijking met de vorige drie. Het eerste kwartier van Raiders bezorgt ons vandaag nog steeds adrenalinestoten, hier heb je vooral in het snotje dat de film heel aarzelend begint. En dan hebben we het nog niet over de digitale marmotten die om god weet welke reden drie keer worden opgevoerd. Wel geslaagd in dit eerste luik zijn de vele verwijzingen naar Indy’s leeftijd. Zijn “Damn, I thought I was closer”-one liner nadat hij met zijn zweep naast de jeep belandt (ook zowat het hoogtepunt uit de trailer) blijft een fijne vondst. Na de proloog die op een explosieve noot eindigt, slabakt het verhaal wat tot Indy een oproep krijgt van de teeniebopper Mutt Williams (Shia LaBeouf) die hem vraagt om naar Peru te reizen waar Indy’s oude vriend Oxley (John Hurt) een kristallen schedel heeft gevonden die volgens de legende kan leiden naar de gouden stad El Dorado.
Het junglegedeelte is ongetwijfeld het beste van de prent (de achtervolging met de jeeps leunt eventjes aan bij de het betere stuntwerk uit Indiana Jones and the Last Crusade), maar ook daar is af en toe het nodige oplapwerk nodig. De introductie van Indy’s oude vlam Marion Ravenwood (Karen Allen) is ongelooflijk kig, al is hun wederzijds gekibbel best goed te pruimen. De griezelige beestjes-sequens voelt echter geforceerd aan: na de echte slangen, insecten en ratten moeten we het ditmaal stellen met godbetert digitale mieren. Spielberg en co. hadden nochtans beloofd om deze film ‘old school’ te houden met een nadruk op fysieke effecten en niet zozeer op CGI. Bizar dan dat de film eindigt met een inspiratieloze CGI-finale, die nergens beklijft, de avonturensfeer van de reeks plots in een sf-richting duwt en die vooral bloedarmoede i.p.v. kwijlende vreugdekreten genereert.
Zelfs zonder de voorafgaande anticipatie en herinneringen naar onuitwisbaar jeugdsentiment (de woensdagnamiddag waarop ik met mijn ma Indiana Jones and the Temple of Doom zag in de Gentse Capitole staat nog steeds in het geheugen gegrift) is dit een mager beestje. Een krampachtig verteld avonturenverhaal met zo goed als geen spanningsboog staat in elk waarderingsboekje als gewoontjes omschreven. Gelukkig is Harrison Ford laconiek genoeg om Indy op derde leeftijd ietwat waarde te geven, en beklijft John Williams’ muzikale thema nog steeds. Magere troost in een film die het talent van Spielberg onwaardig is en een flauwe coda vormt van een reeks die ze beter in zijn waarde hadden gelaten. Zonder twijfel de grootste bioscoopteleurstelling van 2008.
23-05-2008 | Plaats 1 | $ 101.137.535 |
30-05-2008 | Plaats 2 | $ 44.754.615 |
06-06-2008 | Plaats 3 | $ 22.793.630 |
13-06-2008 | Plaats 5 | $ 14.741.834 |
20-06-2008 | Plaats 6 | $ 8.540.313 |
27-06-2008 | Plaats 7 | $ 5.179.960 |
04-07-2008 | Plaats 7 | $ 3.774.807 |