André de Toth
Sasvrai Farkasfawi Tothfalusi Toth Endre Antai Mihaly
Zijn vader was een gewezen Hussar-officier. Toen André De Toth zich voorbereidde op zijn studies rechten aan de Universiteit van Boedapest had hij al wat ervaring opgedaan met toneel. In 1931 werkte hij dan zelf aan Hongaarse films, als scenarist, beeldmonteur, second unit director en uitzonderlijk ook als acteur.
Zijn eerste films als regisseur (als Endre Toth) werkte hij af nog voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.
Hierna werd hij in Engeland second unit director in dienst van Alexander Korda voor onder andere The Thief of Bagdad (1940). Een prima springplank naar Hollywood denk je dan alhoewel De Toth er aanvankelijk enkel aan de slag kon als vrachtwagenchauffeur. Tot hij, opnieuw als second unit director, kon samenwerken met Alexander Korda voor de film Jungle Boy (1942).
Het jaar daarop maakte hij zijn langspeelfilmregiedebuut. De films die volgden waren vooral westerns en actiefilms. Dat hij maar over één oog beschikte maakte het bijzonder moeilijk om in zijn films visueel de perfectie te realiseren. In een aantal ervan speelde zijn eerste echtgenote Veronica Lake mee. Daar was hij mee gehuwd van 1944 tot 1952.
Begin de jaren ’50 was De Toth verantwoordelijk voor de eerste films die werden opgenomen volgens het Warnercolour procedé, zoals de naam al doet vermoeden iets van Warners. In 1953 regisseerde hij dan House of Wax, een toen al driedimensionele langspeelfilm (!) die bijzonder positief werd onthaald.
Nadat hij nog een tijd in de VS had gewerkt keerde De Toth eind de jaren ‘50 terug naar Europa. Op regelmatige basis maakte hij wel nog de oversteek naar de Verenigde Staten om er de mogelijkheid van toekomstige filmprojecten te onderzoeken.
Hij hielp ook mee aan de regie van Superman (1978), Superman II en Lion of the Desert van Mustapha Akkad (1981).
Oscars ® 1951 | Genomineerd | Beste filmverhaal | The Gunfighter |