Quand vient l'automne


verdeler

acteur/actrice (13)


regisseur (1)

scenarist (1)

beeldmonteur (1)
kostuumontwerper (1)


Tulpen uit Amsterdam moet je niet verwachten in Quand vient l’automne. Ten eerste omdat dit geen Nederlandse film is maar een Franse, en ten tweede omdat dit geen lentefilm is, maar een – de titel geeft het netjes prijs – herfstfilm. Wat je wel krijgt zijn paddenstoelen uit de Bourgogne. En die zijn niet zonder gevaar, zo blijkt.
Geen idee of snelveelfilmer François Ozon tijdens interviews en perspraatjes Georges Simenon heeft gelost als inspiratie voor zijn vierentwintigste langspeler. Al lijkt de prent daar toch wat schatplichtig aan te zijn. Maigret zou zich alvast thuis hebben gevoeld in het bosrijke gehucht waar oude en nieuwe geheimen en intermenselijke relaties als een deken gedrapeerd liggen rond een nooit uitgesproken misdaad.

Centraal in dit kluwen staat Michelle (Hélène Vincent), een krasse tachtigster die zich ledig houdt met slapen bij de open haard, lezen, woordpuzzels oplossen, haar moestuin verzorgen, paddenstoelen plukken en haar vriendin Marie-Claude (Josiane Balasko) naar de gevangenis brengen waar haar zoon een straf uitziet. En heel content zijn doet ze ook, als ze hoort dat haar in Parijs wonende dochter (Ludivine Sagnier) en kleinzoon voor een week op bezoek komen. Die week wordt helaas voor haar maar een dag wanneer een giftige boleet roet in het eten gooit. Dat Michelle het moeilijk heeft om het verdwijnen van haar kleinzoon te verwerken, valt ook Vincent (Pierre Lotin) op, de vrijgekomen zoon van Marie-Claude. En dat leidt naar een Simenonaans spel van zonde en misdaad – waarin ook Claude Chabrols inspecteur Lavardin zich zou thuis voelen.

Ozon speelt het spel in Quand vient l’automne abstract en laat nogal wat dingen ongezegd en ongetoond. Een film open voor interpretatie heet zoiets, ook al omdat hij het giftige cynisme van zijn personages nooit veroordeelt. Wat ervoor zorgt dat het allemaal wat kil en afstandelijk lijkt, maar zo kan de herfst nu eenmaal zijn. Ozon levert een film af met een consequente ritmiek waarin traag uiteindelijk beter lijkt te werken dan snel. Net omdat het allemaal niet (onmiddellijk) leidt naar het punt waarvan je verwacht te zullen belanden, houdt de prent je constant op je qui-vive. Ook al omdat je waarschijnlijk niet verwacht te belanden waar die dekselse Ozon je uiteindelijk met zijn meanderend, slim geplotte levensschijf naartoe gidst.
Een film zonder grote gebaren die je af en toe op je honger laat zitten, maar die uiteindelijk toch voor een smakelijke maaltijd zorgt: dat krijg je met Quand vient l’automne op je bord. Of hoe de zich niet op een genre laten vastpinnende Ozon je finaal netjes bij de parasolzwamlurven heeft. De sloeber.