The Boat That Rocked (Pirate Radio)
verdeler
acteur/actrice (17)
regisseur (1)
producent (3)
Richard Curtis (zowat de meest succesvolle Britse komediescenarist ooit, met een portfolio die zich van “Not The Nine O’Clock News” over “Blackadder” en “Mr. Bean” tot aan “Four Weddings And A Funeral” en zijn regiedebuut “Love, Actually” uitstrekt) put uit zijn jeugdherinneringen en liefde voor muziek voor een ‘romcom’ die zich voor de verandering eens op een hoofdzakelijk mannelijk doelpubliek richt. Dat dit waarschijnlijk ook de reden is dat de film wereldwijd weinig potten breekt aan de boxoffice (in Amerika komt de film pas in augustus in de zalen), is uiteraard een mooi staaltje ironie. Al ligt de lading romantiek laag in “The Boat That Rocked”. In principe is dit vooral een jongens onder elkaar-film, gelardeerd met fantastische muziek en een swingend tijdsbeeld.
“The Boat That Rocked” is een eerbetoon aan de piratenzenders die midden jaren zestig vanop de Noordzee rock en pop de ether instuurden en daarmee een populair alternatief vormden voor de vaak saaie programmering van de officiële radiozenders. In België hadden we Radio Mi Amigo, in Nederland Radio Veronica, in de UK hadden ze Radio Caroline. Curtis wou echter geen waarheidsgetrouwe reconstructie maken van het leven aan boord van een bestaand schip en opteerde voor een brok entertainment op de fictieve piratenzender Radio Rock. Kapitein van dienst is Quentin (Bill Nighy) die zowat alles toelaat aan boord. Zo wordt om de zoveel dagen een lading vrouwen aan boord gehaald om zijn dj’s te entertainen in de bedstee.
Het enige dat hij niet wil is dat zijn dj’s de op vinkenslag liggende autoriteiten (die de clandestiene uitzendingen willen verbieden) nodeloos uitdagen. Geen f-woord op de radio dus, al weten de pientere dj’s dat verbod wel eens te omzeilen. De ster van de dj’s is de Amerikaan The Count (Philip Seymour Hoffman), en die kan er niet om lachen dat Gavin (Rhys Ifans), het vroegere paradepaard van Radio Rock naar de stal terugkeert om de luistercijfers terug omhoog te krijgen nadat de overheid Britse firma’s nog verbood om reclame uit te zenden op de piratenzenders. Radio Rock wordt ook de nieuwe thuis van de jonge Carl (Tom Sturridge), Quentins petekind, die aan boord zijn ‘coming of age’ beleeft. Alles peis en rock dus aan boord van het schip, al blijft de vraag voor hoelang. De Britse minister Dormandy Kenneth Branagh, die acteert als een kruising tussen Basil Fawlty en Adolf Hitler) ziet het immers als zijn plicht om de Britse onderdanen te verlossen van de weinig stichtende rockmuziek en al zijn schunnige excessen en roept daarvoor zelfs de 'Marine Offences Act' in het leven…
Deze film bestempelen als een misser, is een te zwaar verdict, ook al loopt het project meer dan eens averij op. Dat heeft vooral te maken met de schrijfluiheid die Richard Curtis dit keer te verwijten valt. Hij kiest immers niet voor een coherente plot, maar voor een freewheelende structuur à la “MASH” waarin de acteurs improviserend hun slag mogen slaan. Dat de ruime cast daar veel leut en vertier aan beleefde, staat buiten kijf. Een groot deel daarvan zet zich zelfs over op het publiek, maar na een tijdje is de lol en verrassing er helaas af. Het scenario valt voortdurend in herhaling (de overdaad aan montages waarin de man, de vrouw en het kind in de straat reageert op de gebeurtenissen werkt na een tijd serieus op de zenuwen), in heel wat scènes valt maar weinig interessants te rapen (je krijgt de indruk dat Curtis sommige scènes specifiek modelleerde naar de songs die op de soundtrack te horen zijn), en het contrast tussen de joie de vivre aan boord van Radio Rock en het bewust hoogdravend karakter van Kenneth Branagh ligt er veel te dik op.
Hoe goed we ons bij vlagen ook hebben geamuseerd met “The Boat That Rocked”, een echt goede film is dit helaas niet. Maar op de een of andere rare manier is het toch een tip van het huis. Door een soundtrack die meer dan twee uur lang het haar op de edele delen in krolse richtingen laat krullen is het immers moeilijk om niet met een glimlach uit de zaal te komen. Een scheepslading aan relevante sixtiesdeunen van onder meer The Kinks, The Turtles, The Beach Boys, Smokey Robinson, Otis Redding, The Who, The Easybeats, Jimi Hendrix en Dusty Springfield zorgt voor een oorsmeermassage zonder weerga. Tijdens de eindgeneriek komen ook nog David Bowies Let’s Dance voorbij (als bewijs dat de rockmuziek niet stopte met het verdwijnen van de piratenzenders) en mag Duffy “Stay With Me” van Lorrain Ellison coveren. Een film die gered wordt door de soundtrack, het komt ook niet alle dagen voor. Maar het past wel bij de thematiek van “The Boat That Rocked”.