Commissaris Dreyfus poogt zich een weg te banen doorheen een in Clouseau vermomde menigte, tijdens de viering van Clouseau-dag, de nationale feestdag van de overleden detective. Net als hij op het punt staat de identiteit te ontdekken van de mysterieuze dame in het zwart die elk jaar, op de dag van Clouseau's overlijden, diens graf bezoekt, wordt hij door de President opgeroepen.
Prinses Yasmin, de knappe maar rotverwende dochter van de koning van Lugash werd zopas ontvoerd aan de Franse Kust. De kidnappers vragen een losgeld van honderd miljoen $ en eisen dat de koning troonsafstand doet.
Als assistent krijgt Dreyfus Jacques Gambrelli toegewezen. Vreemd is wel dat zijn nieuwe rechterhand hem doet terugdenken aan de overleden Clouseau : hij spreekt bepaalde woorden verkeerd uit, is door en door trouw en moedig en heeft het ene ongeluk na het andere...
Als Jacques zijn moeder Maria aan de Commissaris voorstelt, herkent Dreyfus de dame in het zwart: Jacques Gambrelli is niemand minder dan Jacques' buitenechtelijke en daarom ook onbekende zoon. Inspecteur eerste klasse Jacques Clouseau, Junior (want zo gaat hij voortaan door het leven) zit de kidnappers op de hielen, geholpen door Cato, de trouwe knecht van zijn vader, die zich maar al te graag in dienst stelt van de jongere Clouseaugeneratie.