Lily, een jonge, dromerige kassière bij de plaatselijke supermarkt op het platteland heeft haar eerste échte' verhouding met een zwarte G.I. van een nabijgelegen Amerikaanse basis. Ze raakt zwanger, maar de idylle wordt wreed verstoord door de moord op haar geliefde. Lily komt tot het besef dat ze vanaf nu alleen staat in het leven. Iedereen in haar omgeving vindt dat ze zich moet laten aborteren, maar het kind is nu juist iets waar ze zich aan kan vastklampen. Lily vlucht naar de grote stad, waar ze in handen raakt van een gentleman-pooier Ted. In de angstige en onzekere strijd voor haar onafhankelijkheid en voor haar kind wordt Lily gedwongen tot steeds rigoureuzere ondernemingen. Kleine winkeldiefstallen escaleren tot bankovervallen. Op de vlucht voor haar verleden en voor de politie vindt ze uiteindelijk alleen steun bij de vroedvrouw Conny bij de voor Ted werkende Arend, een aan lager wal geraakte student die in haar de levenskracht herkent die hij zelf al bijna had opgegeven. Haar laatste bankoverval mislukt omdat ze moet bevallen. Achtervolgd door de politie vindt dat plaats in de machinekamer van een metrostation. Geholpen door Conny en Arend brengt Lily met grote inspanning haar kind ter wereld. Ze heeft haar volwassenwording volbracht. Maar de baby moet van Conny naar het ziekenhuis. Dar wordt het kind als lokaas door de politie bewaakt, men vermoedt dat de moeder daar wel zal komen opdagen. Een juist veronderstelling. Alleen : alle direct betrokkenen lijken in de ban geraakt te zijn van Lily's overmoed. Conny wisselt de baby met een andere, waardoor Lily haar kind uit het ziekenhuis kan stelen, en zelfs de politie-inspecteur die haar moet arresteren kijkt even de andere kant op. En Arend geeft zijn onderwereldbestaan op om Lily en haar kind veilig naar het buitenland te begeleiden.