Biggles: Adventures in Time

Slecht
Biggles: Adventures in Time poster
1986
langspeelfilm
108 minuten
sciencefiction
avontuur

acteur/actrice (5)

Peter Cushing Peter Cushing
Neil Dickson
Alex Hyde-White
Fiona Hutchison
Marcus Gilbert

regisseur (1)

John Hough

producent (2)

Kent Walwin
Pom Oliver

uitvoerend producent (1)

Adrian Scrope

director of photography (1)

Ernest Vincze

scenarist (2)

John Groves
Kent Walwin

beeldmonteur (1)

Richard Trevor

productieontwerper (1)

Terry Pritchard

Niet enkel Hollywood liet in 1986 een ‘wat waren ze in godsnaam aan het denken’-flop los op de gefaalde blockbustergemeenschap, ook de Britten lieten zich niet onbetuigd. Hun windei bleek Biggles te zijn, een film die in Amerika pas in 1988 in de zalen te zien was en daar als ondertitel Adventures In Time meekreeg.

Over een financiële aderlating gesproken: de film kostte ongeveer 7 miljoen pond, bracht in de UK 1,4 miljoen pond op en in Amerika amper iets meer dan honderdduizend dollar. Weet je meteen waarom hier nooit een sequel op is gekomen.

Wat waren ze in godsnaam aan het denken toen de beslissing werd genomen om een film te maken rond het jeugdboekenpersonage James Bigglesworth – Biggles voor de vrienden en de lezers – en de heroïek van de eerste wereldoorlog én om die te laten figureren in een tijdreisverhaal? Waardoor er een film op tafel kwam te liggen die meer gemeen had met Back to the Future en Highlander dan met voormalig Brits gevechtspiloot W.E. Johns’ klassieke verhalenreeks waarvan het eerste volume in 1932 verscheen. Of hoe klassieke jongensavonturen plots een sciencefictionsaus meekregen waar eigenlijk niemand mee gediend bleek. En dat eigenlijk vooral omdat de producenten niet dachten dat er nog een publiek zou zijn voor een oubollige avonturenprent. Voor een halfslachtig experiment bleek er dus uiteindelijk ook maar een select publiek te zijn.

Er waren al lang plannen om een Bigglesfilm van de grond te krijgen, maar dat lukte niet echt. De eerste concrete plannen waren er eind jaren zestig, nadat er in 1960 al een serialtelevisiereeks te zien was geweest op de Britse zender ITV. Universal toonde zich bereid die film te financieren en te distribueren en James Fox zou de hoofdrol vertolken. Er werd zelfs al volop aan de decors gewerkt toen het project alsnog averij opliep en uiteindelijk werd gecanceld om budgettaire en logistieke redenen. Terug naar af dus. Eind jaren zeventig werd een nieuwe adaptatie aangekondigd, ditmaal met Dudley Moore in de titelrol. Jawel, Dudley Moore als actieheld en oorlogspiloot. De rechten lagen toen bij Disney en Grease-producent en Bee Gees-manager Robert Stigwood en het project was nauwelijks een meter opgeschoven toen werd aangekondigd dat Jeremy Irons Moore zou vervangen voor de titelrol. Uiteindelijk gingen de rechten volledig naar de Britse producent Kent Walwin en die slaagde erin om het project op de rails te krijgen met horrorveteraan John Hough op de regiestoel.

Het oorspronkelijke script was een avonturenverhaal in de lijn van oude avonturenserials en Raiders of the Lost Ark maar het uiteindelijke resultaat werd dus iets helemaal anders. Een tijdreisverhaal waarin een Amerikaan (Alex Hyde-White) op onverklaarbare wijze naar Engeland tijdens WO I wordt getransporteerd waar hij Biggles (Neil Dickson) bijstaat om de Duitsers te verhinderen een oorlogswapen te fabriceren waarmee ze niet alleen de oorlog zouden winnen maar waarmee ze ook de volledige wereld konden, wilden of zouden vernietigen. De plot springt voortdurend tussen beide tijdperken maar de interactie tussen oud en nieuw werkt nauwelijks: het script houdt geen steek en het mengen van ouderwetse degelijkheid met jarentachtigfiguren loopt meermaals spaak. De castleden doen wat ze kunnen met hun trek en rek-rollen maar veel ruimte om uit te stijgen boven lachbandkarikaturen heeft eigenlijk niemand. Peter Cushing vertoont nog het meest standvastigheid in wat zijn laatste rol bleek te zijn. Na de opnames in het voorjaar van 1985 hing de toen 72-jarige Cushing zijn acteerplunje aan de wilgen en kon hij nog negen jaar van zijn rustige oude dag genieten zoals dat heet.

Kleine kans dat hij in die jaren veel naar de soundtrack van Biggles zal hebben geluisterd. Een orkestraal heroïsch thema zal hij in elk geval niet hebben gevonden, daar de soundtrack grotendeels bestaat uit jarentachtigsynthesizer- en progrockklanken gebracht door onder meer Yes-zanger Jon Anderson en het door Queen-bassist John Deacon getrokken gelegenheidsproject The Immortals waarvan ook Alan Parsons Project-stem Lenny Zakatek deel van uitmaakte.

Biggles kwam uiteindelijk ook flink verknipt in de zalen: er is een oorspronkelijke cut van 108 minuten, maar die ruimde uiteindelijk plaats voor een ingekorte versie van anderhalf uur die naderhand ook de officiële versie werd bij re-releases op video en dvd. Wie erin slaagt om de oorspronkelijke versie te zien, krijgt daar misschien iets meer standvastigheid voor in de plaats, maar een goede film zal het er niet door worden.

Te zien in beide versies: de in 1976 gesloten gasfabriek Beckton Gas Works op de noordoever van de Thames. Een fabriek die zowel voor film- als videoclipmakers een geprefereerde locatie bleek te zijn. Voor triviafans: de fabriek is uitvoerig te zien tijdens het laatste uur van Stanley Kubricks Full Metal Jacket en tijdens de proloog van de Bondfilm For Your Eyes Only. Zelfs The Duke streek er neer tijdens de opnames van zijn Britse actiefilm Brannigan. Stuk voor stuk betere films dan deze gefaalde hybride die enkel in de categorie ‘zo slecht dat het (bijna) geestig goed wordt’ een paar duurzame punten weet te scoren.

Alex De Rouck