Sweet Sixteen
verdeler
acteur/actrice (6)
regisseur (1)
producent (1)
director of photography (1)
beeldmonteur (1)
productieontwerper (1)
componist (1)
Het ziet er naar uit dat ze elkaar definitief gevonden hebben, Ken Loach en Paul Laverty. De inmiddels 66-jarige Loach, die sedert jaar en dag (en vooral sedert de jaren '90 bijna onafgebroken) harde en rauwe sociale drama's maakt, en Laverty, een voormalig Schots mensenrechtenactivist die onder meer in Nicaragua actief was. Laverty contacteerde Loach destijds om een film te draaien over de toestand aldaar (Angela's Song) en sindsdien maakten de twee zielsgenoten My Name Is Joe, Bread & Roses (waarin de Nicaraguaanse kwestie werd gekoppeld aan de uitbuiting van de immigrantenconciërges in de grootsteedse wolkenkrabbers in de US), en het UK-luik in de elf september-film. Sweet Sixteen wordt zowat overal beschouwd als de beste Loach-film van de laatste jaren, en Laverty zag zichzelf bekroond met de scenarioprijs in Cannes 2002. Al kun je uiteraard ook oneerbiedig zeggen dat Loach met de hulp van Laverty nog steeds hetzelfde liedje zingt, maar langs de andere kant is de liefhebber van de betere film zeer tevreden dat de man nog steeds niet is uitgezongen. Loach blijft steevast uit hetzelfde vat tappen, en toegevingen doen is niet aan hem besteed. Never change a winning formula blijft zijn motto, en ook deze keer is zijn film grotendeels bevolkt met niet-professionele acteurs die ter plaatse werden gerecruteerd. Loach maakt geen films om massaal te scoren in de multiplexen, hij maakt plichtsbewuste sociale films, houdt de vinger aan de pols en zorgt ervoor dat de boodschap het selecte doelpubliek raakt. De films van Loach lokken achteraf polemieken uit, en onderhouden niet zozeer de cultus van achteraf even gezellig na te praten en onbezorgd onder de wol te kruipen.
Sweet Sixteen kan worden gezien als het jongere broertje van My Name Is Joe. Waar in die laatste film werkloosheid, gebroken relaties en alcoholisme in Glasgow centraal stonden, focust Ken Loach zich deze keer op Liam, een vijftienjarige knaap uit de Schotse buitenwijk Greenock. Andermaal is zwartgalligheid troef : Liams moeder Jean zit een gevangenisstraf uit wegens drugsbezit en verslaving, terwijl zijn stiefvader Stan haar het goedje nog steeds voorschotelt in de gevangenis en geen greintje sympathie heeft voor zijn stiefzoon. Zijn grootvader is een impulsieve randdebiel, en het is dan ook niet verwonderlijk te moeten vaststellen dat Liam zich ophoudt aan de grens van de tienercriminaliteit door met zijn spitsbroeder Pinball sigaretten op de zwarte markt te verkopen. Of door kinderen in de buurt hun geld af te troggelen door hen tegen betaling in een telescoop naar de sterren te laten kijken.
Meteen reeds een subtiel ontroerende scéne waarmee Loach de film opent: Liam die naar de sterren kijkt, is een knappe metafoor voor zijn wens om te ontsnappen uit de klauwen van het dagelijks leven in de grauwe Schotse buitenwijk. En Liam heeft iets om naar uit te kijken: de dag voor zijn zestiende verjaardag komt zijn moeder immers vrij. De knaap is vastbesloten haar uit de klauwen van Stan te redden en ontwikkelt een plan om een stacaravan te kopen voor zijn moeder, waar hij dan samen met haar kan wonen, eventueel samen met zijn oudere zus Chantelle en haar zoontje Calum. Alleen is het plan dat hij ontwikkelt wel uiterst tricky: hij stort zich samen met Pinball op de lokale drugshandel en komt daarbij al snel in aanraking met de lokale drugsbaron (wiens sportclub-dekmantel trouwens niet zou misstaan in een Hollywood-prent). Die is gecharmeerd door de tactiek van Liam en lijft hem in. Meteen het definitieve einde van Liams onschuld...
De sprankeltjes hoop waarmee Loach en Laverty hun film doorspekken doen deugd in de poel van somber verderf, en net daarom komt de cynische 'ontknoping' extra hard aan. Want inderdaad, het einde van de film (Liams zestiende verjaardag) duwt alle hoop resoluut de kop in. Kijkers die gewend zijn aan het universum van Loach zullen hier wel niet van opkijken, want de doodlopende straat is het favoriete werkterrein van de cineast. Maar toch, in een film gevoed met hoop als leidmotief (Liams hoop dat hij voor zijn moeder het verschil tussen leven en dood kan betekenen) is de voorgeschotelde zwartgalligheid deze keer hard om te slikken.
En het meest angstwekkende is misschien wel de gedachte die zich bij de kijker vormt: dat de slotminuten eigenlijk de enige logische zijn die Sweet Sixteen kan prediken. Adepten van het 'er was eens...' en '... ze leefden nog lang en gelukkig'-concept kiezen waarschijnlijk beter een andere film uit.