F.I.S.T.
acteur/actrice (30)
regisseur (1)
producent (1)
uitvoerend producent (1)
director of photography (1)
beeldmonteur (1)
productieontwerper (1)
kostuumontwerper (1)
componist (1)
F.I.S.T. vertelt het verhaal van de roemruchte vakbondsbaas Jimmy Hoffa zonder dat verhaal te vertellen. Als dat niet cryptisch is.
Maar je kan moeilijk over een biopic spreken als de naam van het centrale personage nooit wordt genoemd en zelfs luistert naar de fictieve naam Johnny Kovak. Ook de International Brotherhood of Teamsters is hier netjes aan de kant geschoven voor Federation Of Insterstate Truckers. Wat wel gebleven is: de opkomst en val van een vrachtwagenvakbondsbaas die door zijn hand- en spandiensten voor de maffia wist uit te stijgen tot een doorn in het oog van overheidsinstanties en uiteindelijk de maffia zelf. Waardoor hij uiteindelijk onder mysterieuze omstandigheden ‘verdween’ na een officieel nooit opgehelderde moord. Wie meer over de echte Hoffa wil weten, nestelt zich beter bij Danny DeVito’s Hoffa (1992) of bij Martin Scorseses The Irishman (2019) met respectievelijk Jack Nicolson en Al Pacino in de Hoffa-rol.
In deze fictieve non-fictie is de hoofdrol weggelegd voor Sylvester Stallone. Die werd door regisseur Norman Jewison zelf benaderd na diens triomf in Rocky, en Stallone was meteen gewonnen voor een epische rol waar hij zijn tanden kon inzetten. Hij wist zelfs een vermelding als coscenarist te versieren, naast die van Joe Eszterhas voor wie dit meteen zijn eerste geproduceerde script was. Wat Stallone ook een dubbele gage opleverde: hij kreeg 350.000 dollar voor zijn acteren, en daarnaast nog eens 150.000 voor het script. Wat meer is dan Eszterhas die het met ‘maar’ 85.000 dollar moest doen. Medelijden is niet nodig, aangezien Eszterhas later zou uitgroeien tot een van de meest betaalde Hollywoodscenaristen.
F.I.S.T. valt als epos tussen twee stoelen: na een min of meer coherent eerste uur, maakt de film in de tweede helft nogal wat tijdssprongen. Waardoor de cohesie er wat uitgaat en potentieel interessante bijrolspelers als Rod Steiger, Peter Boyle en Brian Dennehy onderbelicht blijven. In die optiek zal de originele Amerikaanse release van 145 minuten sowieso te prefereren zijn boven de hier besproken Europese versie die een kwartier korter is.
Stallone daarentegen draagt continu de focuslamp mee en waarschijnlijk zal hij ook tijdens de montage wel een duit in het egozakje hebben gedaan. Niet dat hij slecht acteert, maar ook hier geldt: consistent in het begin, en minder begeesterend naarmate de speelduur vordert. Maar toch een bewijs dat Stallone bij het begin van zijn carrière meer wou zijn dan de actiebonk die hij na het succes van First Blood in 1982 zou worden. Het is waarschijnlijk ook die spreidstand tussen Stallones alomtegenwoordigheid en de poging om een verhaalgedreven film te maken die Norman Jewison later noopte tot de uitspraak ‘somehow I failed, maybe it was the casting’. Dat noemt men dus de kerk in het midden houden.