Het is 1946, rond Kerstmis. In Amsterdam zijn de straten grauw en leeg. De oorlog is al lang voorbij, maar niemand weet nog precies hoe de toekomst er uit zal zien. Ook Frits van Egters niet, onze held en kantoorklerk tegen heug en meug. Via de radio doet de Amerikaanse jazz-muziek zijn intrede. Toch een duidelijk teken dat er mooier, spannender en vooral vrolijker leven mogelijk moet zijn. Voortgejaagd door een mateloos verlangen, waar hij nog geen woorden voor kan vinden, vraagt Frits zich benauwd af, of dat andere leven hem wel lukt. Hij baalt van het gezeur van zijn vader over politiek. Hij wordt gek van de treurige aftakeling van zijn muisgrijze moeder. Hij vlucht panisch weg van een schoolreünie, waar iedereen, behalve Frits zelf, prat gaat op carrière, tentamens en nakomelingen. Dit alles gaat hij met een bijtend cynisme te lijf.Ogenschijnlijk gevoelloos en ongeïnteresseerd droomt Frits tegelijk over het 'andere leven', waarin geheime hunkeringen een centrale plaats innemen. De liefde voor een speelgoedkonijn maakt het nodige in hem los.Op de laatste dag van het jaar houdt Frits een ironische toespraak tot het vuurwerk, waarin hij zijn ouders vol mildheid beziet. Op de valreep heeft hij ook eindelijk de oplossing voor zijn toekomst. Triomfantelijk pakt hij de pen op, een geniaal schrijver is geboren, de schrijver van De Avonden.