Once a Thief

Goed
Once a Thief
1965
langspeelfilm
106 minuten
misdaad
drama
thriller

acteur/actrice (5)

Ann-Margret Ann-Margret
Alain Delon Alain Delon
John Davis Chandler

regisseur (1)

producent (1)

Jacques Bar

scenarist (1)

Zekial Marko

Engels met karamellenhaar op: Alain Delon laat er zich eens goed mee gaan in wat zijn eerste Amerikaanse hoofdrol was. Eentje waarin hij ook mag rollebollen met Ann-Margret, waarin hij op de hielen wordt gezeten door Van Heflin en waarin hij samen met Jack Palance een overval met een potentiële buit van 1 miljoen Amerikaanse dollar met een 1965-straatwaarde beraamt.

Ook de regie van Ralph Nelson is interessant: een man die in de jaren zestig en zeventig kordaat zijn teen in heel wat waters stopte en zo rustig maar gezwind een appetijtelijk oeuvre bij elkaar filmde: van de Sidney Poitier Oscarwinnaar Lilies Of The Field over de controversiële western Soldier Blue tot de Rock Hudson-horrorfilm Embryo … om maar drie titels te noemen. Of vier dus, met deze Once A Thief erbij.

Gebaseerd op een roman van de ietwat in mysterieuze nevelen gehulde Zekial Marko die onder het pseudoniem John Trinian nogal wat misdaadromans schreef. En die zich in de centrale kringen van beatnikauteurs als Allen Ginsberg en Jack Kerouac ophield. En die geen onbesproken blad was: tijdens de opnames van Once A Thief moest hij zijn cameo zelfs opnemen vanuit de gevangenis daar hij net was gearresteerd wegens marihuanabezit. En het is op zich ook geen echt geheim dat zijn misdaadroman The Big Grab uit 1959 – door Henri Verneuil in 1963 verfilmd als Melodie En Sous-Sol met Jean Gabin en Delon – grotendeels op zijn eigen wederwaardigheden – om nog eens een oud woord van onder de mottenballen te halen – is geïnspireerd.

Delon bleef dus aan Marko kleven voor de verfilming van diens Scratch A Thief uit 1961. De film voegt verhaaltechnisch niet echt iets wezenlijks toe aan de grote gangstervijver, maar weet als kind van zijn tijd wis en waarachtig anderhalf uur te entertainen. Nelson levert een film af die zich op het kruispunt bevindt van de meer impliciete jarenvijftignoir en het meer expliciete jarenzestiggeweld. De scènes met Van Heflin komen over als een statische police procedural terwijl de eigenlijke gangsterinteracties flirten met wat de toenmalige censuurcommissie toestond. Al was dat flirten er ook al in de jaren vijftig natuurlijk. Of zelfs nog veel vroeger: van zodra die commissie er was eigenlijk. Maar dit terzijde.

Delon is een Italiaanse immigrant in San Francisco die tegen wil en dank op het slechte pad verzeilde onder invloed van zijn topgangsterbroer, op het rechte pad wil maar uiteindelijk toch weer de misdadige toer opgaat en zo meteen ook de weg inslaat naar zijn – geef toe, weinig verrassend – noodlottig noodlot. Nelson voegt ook wat ongefilterde tijdsgeestsfeer toe: de film begint al meteen met een stevige drumsessie in een door rookwalmen gekaapt café waar de tegencultuur vrij lickity split talk talk jazz spel heeft. Omkadering bij een film die an sich gaat over een man die droomt van een gelukkig gezinsleven maar zich door zijn afkomst en het onbegrip van de maatschappij in de zak ziet gezet.

Zonder echt te finishen als grootse gangsterfilm heeft deze Once A Thief wel degelijk een eigen smoel, en een met nogal wat gelaatslijnen die tijdens de originele release niet echt naar waarde werden geschat. Maar na verloop van tijd kwam Once A Thief gelukkig wel de oppervlakte en blijkt het zowaar een beter gelaagde film te zijn dan heel wat van de policiers waarmee Delon naderhand zou uitgroeien tot Franse/Europese superster. Met extra dank aan John Davis Chandler die hier de vileine eer en het genoegen krijgt om voor een losgeslagen cachet te zorgen als homofiele moordenaar met een geblondeerde haardos. En ook hij hoeft zich aan het eind van de film geen paard of Studebaker te kopen om er ongestraft mee naar de horizon te rijden. Getuige ook het profetische Bloed Op Het Asfalt, de toch wel hippe titel waaronder de film destijds in onze Vlaamsche zalen te zien was.

Alex De Rouck