Overdrive
verdeler
acteur/actrice (3)
regisseur (1)
Pierre Morel heeft Luc Besson niet meer nodig om stereotiepe actieconfituur op de hoofden van de testosterongoegemeente te smeren. Met “Overdrive” bewijst de regisseur van “Taken” en “The Gunman” en voormalig cameraman bij “The Transporter” en “Danny The Dog” dat hij helemaal op eigen vleugels kan vliegen als producer van wat zich in een vlaag van oneerbiedwaardige opwelling actiemeuk laat noemen.
Zoals een kleuter op een rudimentaire manier huisjes, tuintjes en boompjes tekent – zo kwijten Morel, regisseur Antonio Negret en scenaristen Michael Brandt & Derek Haas (“Wanted”, “3.10 From Yuma”) zich van hun taak. In hun wereld is elke doelgroepman zot van leeghoofdige sexy vrouwen, lawaaierig motorengeronk, dure auto’s, alles durvende hippe hengsten en evenwichtuitdagende kicks. Iets meer gecultiveerd mansvolk dat zich al eens graag verdiept in de composities van Schopenauer of op blauwe maandagen de filosofische theorieën van Mozart in praktijk wil brengen is er bij deze aan voor de moeite.
Neen, hersenschorsonterende machoacrobatiek, daar draait het om in “Overdrive”. Het zuiden van Frankrijk in het algemeen en Marseille in het bijzonder vormt het actieterrein van de Amerikaanse halfbroers Foster. Hun bron van inkomsten en uitgaven: het stelen van dure auto’s. De ene broer lijkt als twee druppels water op een jonge Clint Eastwood, de andere niet. Logisch, daar de ene broer wordt vertolkt door Scott Eastwood en de andere niet. Die twee druppels zijn misschien wel het meest frappante aan deze prent. Meer dan de pose van zijn vader aannemen doet Scott hier trouwens niet. Niet zozeer een verwijt, want veel kans om echt zijn talent te tonen is er niet. De kans is trouwens groot dat Eastwood Jr. en de rest van de cast een verbod kregen om te laten uitschijnen dat hun personages aan het denken waren – al was het maar om de neanderthalerdoelgroep niet van hun afgeroomde melk te brengen.
Over afgeroomd gesproken: Morel en co wisten precies dat ze wel degelijk een Amerikaanse of Engelssprekende cast nodig hadden om financiers over de brug te kijken. Vooraleer Eastwood en de illustere onbekende Freddie Thorp hun handtekening zetten werden onder andere Alex Pettyfer, Matthew Goode, Garret Hedlund, Jamie Bell, Karl Urban, Ben Barnes en Sam Claflin het hof gemaakt voor een van de mannelijke hoofdrollen.
Ach ja, het is makkelijk om schamper te doen over “Overdrive”. Een beetje de schuld van Negret en co natuurlijk, die niet verder komen dan een heel rudimentaire versie van “Fast & Furious”. De twee broers krijgen een vijftal dialooglijnen om de relatie met hun vader te duiden (familiewaarden voor dummies), de stunts en achtervolgingen zijn lowbudgetversies van de “F&F”-overdrijf, op een bepaald moment bestaat de bende autodieven uit zo’n vijftien man, en een woord van meer dan drie lettergrepen zal je niet horen. En dan zijn er nog Ana de Armas en Gaia Weiss, deernes die met hun opblaasvertolkingen van fantasiebimbo’s de vrouwenemancipatie in een klap van de kaart vegen. Wham, bam, beep beep.
Als “Overdrive” een goede film of toch minstens een gefundeerd guilty pleasure zou zijn, dan kon er ongetwijfeld breeduit gegniffeld worden met deze fratsenspielerei. Maar dat fundament is er niet: door alles angstvallig binnen de door de doelgroep aanvaarde oogsnoeplijnen te houden, finisht dit magnetronfilmpje eerder als een pathetische grap dan als solide B-entertainment. Zonder helder verteld verhaal, interessante personages of een algeheel yeeha-gevoel is er voor “Overdrive” maar weinig tegenwind nodig om huffend en puffend ten onder te gaan. Een simpel wegwerpgebaarbeaufortje volstaat.