Algiers in de jaren ’20. Rabbijn Sfar woont samen met zijn dochter Zlabya, een luidruchtige papegaai en een speelse kat. Op een dag peuzelt de kat de papegaai op en begint hij te praten. Maar tot grote ergernis van de rabbijn vertelt hij alleen maar leugens. Sfar wil van de kat af maar die is smoorverliefd op Zlabya en is tot alles bereid om hij haar te blijven... zelfs zijn Bar-Mitsva doen! Daarvoor moet de rabbijn hem de “10 geboden van Mozes” bijbrengen.
Op een dag ontvangt Sfar een brief : de rabbijn is verplicht een dictee in het Frans af te leggen om zijn job te behouden. Om hem te helpen roept de kat de hulp van “God” in wat heiligschennis is. De rabbijn slaagt voor het dictee maar de kat kan niet meer praten. Hij wordt terug behandeld als een gewoon huisdier. Zijn enige vriend is een russische schilder die op zoek is naar een ingebeeld Jeruzalem waar zwarte joden woonden. De schilder slaagt erin de rabbijn, een oude Tsarensoldaat, een zanger en de kat te overtuigen om samen met hem op tocht de gaan.