Far From Heaven

Goed
Far From Heaven
2002
12/03/2003
langspeelfilm
107 minuten
drama

acteur/actrice (9)

Julianne Moore Julianne Moore → Cathy Whitaker
Dennis Quaid Dennis Quaid → Frank Whitaker
Dennis Haysbert Dennis Haysbert → Raymond Deagan
Patricia Clarkson Patricia Clarkson → Eleanor Fine
Viola Davis Viola Davis → Sybil
James Rebhorn James Rebhorn → dokter Bowman
Bette Henritze → mevrouw Leacock
Michael Gaston → Stan Fine
Ryan Ward → David Whitaker

regisseur (1)

Todd Haynes

producent (2)

Christine Vachon Christine Vachon
Jody Patton

director of photography (1)

Edward Lachman

uitvoerend producent (5)

Steven Soderbergh Steven Soderbergh
John Wells
Eric Robison
John Sloss

scenarist (1)

Todd Haynes

beeldmonteur (1)

James Lyons

productieontwerper (1)

Mark Friedberg

artdirector (1)

Peter Rogness

kostuumontwerper (1)

Sandy Powell

componist (1)

Om maar meteen met de deur in huis te vallen : Far From Heaven is geen gemakkelijke film. Tenminste, niet als je er ten volle wilt van genieten. De onderwerpen die regisseur-scenarist Todd Haynes aankaart zijn dan wel zonneklaar, het zijn de onderliggende lagen (de net niet zichtbare verbanden en conclusies die je als kijker zelf kan trekken) die de echte kracht van het verhaal uitmaken. De echte kracht van de film ligt dan weer ergens anders, maar daar heb ik het straks over. Kwestie van deze bespreking even niet-lineair te houden.

Hartford, een voorstadje in Connecticut anno 1957. Thuishaven van het gezin Whitaker, hét schoolvoorbeeld van het perfecte Amerikaanse gezin. Cathy (een verbluffende Julianne Moore die haar karakter niet speelt, maar is) lijkt wel het prototype van de foutloze huisvrouw : lief en altijd paraat voor haar man, moeder van twee welopgevoede kinderen, hoog aangeschreven bij de andere leden van de goegemeente en steeds op de juiste plaats om soirees ofwel te organiseren of bij te wonen. Frank (Dennis Quaid, de ex van Meg Ryan en ten onrechte nog steeds een serieus onderschat acteur) heeft een belangrijke functie bij de publiciteitsafdeling van Magnatech, een toonaangevende huishoudproducten/elektronica-gigant, en past perfect in het plaatje van de self-made American Dream. Of liever American Delusion, want de droom is eigenlijk een waanbeeld, om niet te zeggen een nachtmerrie. Frank is een verdoken homosexueel, gezelligheid is bijna niet te vinden binnen de muren van het Whitaker-landhuis waar iedereen eigenlijk naast elkaar leeft, en Cathy blijkt een eenzame vrouw te zijn die haar best doet om niet langzaam af te brokkelen achter de vele valse façades en uiterlijke schijn. Wanneer ze bevriend raakt met haar zwarte tuinman Raymond (Dennis Haysbert) en er zowaar ook in het openbaar mee verschijnt, ervaart ze aan den lijve hoe ze gevangen zit in een volledig foute wereld, waarin het niet mogelijk is om gelukkig te zijn als de omgeving het niet goedkeurt.

Het klinkt dus allemaal thematisch eenvoudig : homosexualiteit, rassendiscriminatie, onverdraagzaamheid, kortzichtigheid en vooral de denigrerende rol van moeder aan de haard, Todd Haynes kaart veel aan. Door zijn thema's bewust onder te brengen in de taboesfeer van de jaren vijftig haalt hij zijn slag thuis. De wetenschap dat er ruim vijftig jaar later helaas nog niet zoveel veranderd is, schopt het publiek een pijnlijk geweten. Homosexualiteit is niet langer een taboe, de scheiding tussen blank en zwart is niet meer zo cru (maar nog steeds niet volledig weggewerkt), de vrouw heeft (schijnbaar) meer rechten gekregen, maar toch, verander de setting en wat accenten en je krijgt een martelend drama datpijnpunten van de hedendaagse samenleving blootlegt. Om nog maar wijselijk te zwijgen over de onverdraagzaamheid en kortzichtigheid anno vandaag.

Tegelijkertijd brengt Hayes ook een open liefdesverklaring aan de Amerikaanse cinema van de jaren vijftig. Vooral uit de films van Douglas Sirk (zowat de ongekroonde koning van de familiale snotterdrama's uit dat decennium) putte hij heel wat inspiratie. En ongetwijfeld ook transpiratie : de cineast verfilmt geen jaren vijftig-verhaal anno 2002, neen, hij probeert de film te maken alsof die daadwerkelijk in 1957 kon gedraaid zijn. Hij is (op een paar scénes na) even suggestief als Sirk en zijn generatiegenoten en net dat maakt de film zo heerlijk dubieus. De hypocrisie van de personages (inclusief die van de gevangen Cathy wanneer ze haar persoonlijk geluk verloochent voor de 'regels' van haar omgeving) is hard om te aanschouwen, vooral omdat je als hedendaagse kijker een voorsprong hebt op de personages die in de jaren vijftig zijn blijven stilstaan. Bovendien vraagt Haynes een inspanning om zich in te leven in die personages. Het zijn dan ook op het eerste zicht kleine scénes die lang blijven hangen : de blasé reactie van Frank op de stenengooiende jongens, de zwembadscéne met het negerjongetje in Miami, de bijna-razzia bij de bios tijdens het afscheid van Cathy & Raymond,...

Wat de film nog meer tot een must verheft is de aankleding. 'Director of Photography' Ed Lachman haalt het onderste uit de kan : zelden een film gezien waarin het kleurenpalet zich bijna door het netvlies brandt. De herfstkleuren lijken wel een hemels walhalla (ook al weten we titelgewijs dat dit geenszins het geval is), en de decors (inkleding van huizen, bars en straten) lijken met een teletijdmachine getransporteerd uit de jaren vijftig. En dan zijn er nog de kostuums. Vooral de garderobes van Cathy zijn vaak één met de decors : de kleuren komen steevast overeen met de schakeringen van de achtergrond of de lichtinval. Een huzarenstuk, zowel op technisch als op research-vlak. Een vooraanstaand Brits filmtijdschrift schreef dat 'Far From Heaven' er zo smakelijk uitziet dat je de film bijna zou willen opeten. Een stelling waar weinig tegen in te brengen is en waar ik me graag bij aansluit. Maar let wel op: de zoete balsem voor het oog herbergt tegelijkertijd een zure nasmaak voor de ziel.

Alex De Rouck