Bunny Lake Is Missing
verdeler
acteur/actrice (32)
regisseur (1)
producent (1)
director of photography (1)
scenarist (2)
beeldmonteur (1)
productieontwerper (1)
componist (1)
Op zich is Bunny Lake Is Missing een – zeker in de tweede helft – bij de haren getrokken psychothriller, maar de film daarop afrekenen zou zonde zijn. Otto Preminger doet immers een stijlvol Hitchcockske met een uitgekiende beeldregie, sfeervol camerawerk en een strak gebalanceerde spanningsboog.
In het oeuvre van Preminger zou je dit als een spielerei kunnen neerzetten, maar het is wel een filmisch sterk onderbouwde. En een onderschatte, daar zowel het publiek als de filmpers vrij apathisch reageerde toen de film in de zalen kwam. Inclusief Psycho-gimmick: eens de film was begonnen, werd er niemand meer in de zaal toegelaten.
De in 1957 verschenen roman van Merriam Modell lag al een tijdje op de plank bij Preminger die via zijn productiemaatschappij zelf de rechten had gekocht. Van Modell werd in 1965 trouwens ook The Nanny verfilmd, dus het zal een goed royaltiesjaar geweest zijn voor de schrijfster. Preminger liet de roman wel duchtig hertimmeren door de door hem ingehuurde scenaristen John Mortimer & Penelope Mortimer. De locatie verschoof van New York naar Londen en de ontknoping van het boek werd volledig aangepast. Wat bleef: de verdwijning van een peuter uit een school en een moeder (Carol Lynley) die hysterisch genoeg reageert om de politie-inspecteur van dienst (Laurence Olivier) eraan te doen twijfelen of de verdwenen kleuter wel echt bestaat, of dat ze enkel maar een fragment is van een psychisch gestoorde Lynley. Zo heeft niemand op school het kind gezien, is ze niet officieel ingeschreven etc.
Na een sterk geregisseerd eerste halfuur waarin de verdwijning en de zoektocht in de school centraal staat, weet je als kijker niet meteen welke richting Preminger de film gaat uitsturen: is het Repulsion, Gaslight of toch Psycho? Aan (rode) haringen geen gebrek: Preminger laat zelfs Noel Coward opdraven als mesjogge huisbaas van Lynleys nieuwe appartement. En wat te zeggen van de zelfs op de generiek aangekondigde aanwezigheid van de Britse popband The Zombies die een drietal liedjes brengt die de plot becommentariëren terwijl die zich nog volop aan het ontvouwen is.
Genoeg redenen dus om Bunny Lake Is Missing als een welhaast unieke stuiterbalthriller te zien. Een film die tegelijkertijd te serieus is om als een pastiche te worden weggezet, maar die tegelijkertijd de tong te opzichtig in de kaak duwt om dan weer als kippenvelmeesterwerk te worden gezien. Misschien was dat genregeflirt wel de reden waarom deze film pas door latere generaties op zijn (cult)waarde werd geschat.
Preminger deed er in elk geval alles aan om zijn visie met hand en tand te verdedigen: zo bleef hij trouw aan Lynley – met wij hij twee jaar eerder had samengewerkt voor The Cardinal – ondanks druk van Columbia Pictures om Jane Fonda te casten in de vrouwelijke hoofdrol. Keir Dullea wist zich als Lynleys broer ook in de kijker te acteren: het was op basis van deze rol dat Stanley Kubrick hem contacteerde voor de hoofdrol in 2001: A Space Odyssey. Al was niet iedereen onder de indruk van Dullea: Coward fluisterde volgens de wandelgangen tijdens de opnames zelfs in Dulleas oor Keir Dullea, gone tomorrow. Tsk tsk.
Ergens rond 2007 was er sprake van een remake, maar dat project vervaagde (gelukkig) in de nevelen toen gekozen hoofdrolspeelster Reese Witherspoon er vrij kort voor de opnames zouden starten de brui aangaf.