Shirley Clarke
Shirley Brimberg
producent
(1)
Shirley Clarke studeerde aan het Stephens College, Bennington College, de Hopkins University en de Universiteit van North Carolina. Ze kwam uit een Joodse familie, groeide op aan Park Avenue en ging moderne dans studeren bij Martha Graham maar volgde ook lessen bij andere lesgevers en bedrijven. Toen ze pas 17 was had ze haar eerste opdracht als choreografe te pakken, op 21-jarige leeftijd werd ze Voorzitter van de National Dance Association.
Na haar eerste kunnen te hebben getoond aan het Dance Theatre in New York was het prestigieuzere Carnegie Hall, ook al in New York, aan de beurt. Nadat ze wat kortfilms had gemaakt waarin dans centraal stond besloot ze het element van choreografie te gaan gebruiken in films die niets met dans te maken hadden. Daar was Bridges-go-Round maar één voorbeeld van. Daarin simuleerde ze een soort van dansbeweging door shots van bruggen in New York te gaan monteren op een ritmische manier. Haar kortfilm Skyscraper werd niet alleen genomineerd voor een Oscar maar viel ook in de prijzen op de filmfestivals van Edinburgh en Venetië. Voor haar eerste langspeelfilm The Connection (1961) paste ze technieken van de cinéma vérité toe. De in zwart-wit opgenomen film had nochtans maar een heel beperkt budget (het weinige geld dat werd opgehaald kreeg men onder de belofte van profit sharing) maar zorgde voor heel wat controverse. De film was gebaseerd op een stuk van Jack Gelber rond heroïne-junkies en werd door velen omschreven als bijzonder spontaan en kon volgens hen zelfs een grensverleggende film zijn op het vlak van alternatieve Amerikaanse cinema. De critici zagen het anders en omschreven de film als ruw en aanstootgevend. New York had er omwille van hun censuurreglementering een vette kluif aan en besliste om de film één jaar lang te bannen, officieel omwille van het foute taalgebruik in de prent.
In 1962 richtte Clarke samen met Jonas Mekas de Film-Makers Coperative op, een nonprofit bedrijf dat onafhankelijke films zou gaan verdelen. In The Cool World, haar tweede langspeelfilm, stond een straatbende in een ghetto in Harlem centraal. De film werd effectief opgenomen op locatie en had een voornamelijk niet-professionele bezetting. Deze keer waren de critici haar iets gunstiger gezind alhoewel men haar een gebrek aan structuur en techniek verweet. Haar derde film, Portrait of Jason, zorgde echter opnieuw voor heel veel controverse. De film van 105 minuten werd opgenomen met één camera en registreerde een interview met een zwarte mannelijke prostituee. Weerzinwekkend was een woord dat regelmatig bij recensenten te horen en te lezen was. Anders verging het deze film in Europa waar hij meerdere prijzen op filmfestivals won. Ingmar Bergman deed er nog een flinke schep bovenop en omschreef de film als de meeste fascinerende film die hij ooit had gezien.
Shirley Clarke dacht na dit alles dat de tijd rijp was voor een commerciëler aanpak en trok naar Hollywood. Daar knoopte ze gesprekken aan met verschillende verantwoordelijken bij grote studio’s met als inzet een film, gebaseerd op een scenario van Shelley Winters. Echt succesvol waren die babbels niet en het zorgde bij Clarke enkel maar voor frustratie en ergernis wat leidde tot een persoonlijke verschijning in Lions Love (1969) van Agnès Varda waar ze op een aandoenlijke manier aangaf hoe verbitterd ze was door het gebeurde.
Het zorgde er voor dat ze zich meer en meer ging richten op videoproducties. In 1976 verhuisde ze naar de Amerikaanse westkust en ging er video- en filmles geven aan de Universiteit van Californië – Los Angeles.
Oscars ® 1960 | Genomineerd | Beste kortfilm | Skyscraper |