Merian C. Cooper
Zijn vader was advocaat. Zelf was Merian C. Cooper als kind heel ambitieus op vlak van sport. Hij besteedde veel tijd aan het zich bekwamen in boksen, worstelen en zwemmen.
Merian C. Cooper studeerde korte tijd in Annapolis en kwam nogal verrassend terecht in de koopvaardij. Daarna werkte hij een korte periode als journalist in Minneapolis, Des Moines en St. Louis, sloot zich hierna aan bij de Georgia National Guard en nam deel aan expedities tegen Pancho Villa in het Mexicaanse grensgebied.
Hij ging een pilotenopleiding volgen en deed tijdens de Eerste Wereldoorlog als Kapitein verkenningsvluchten boven plaatsen waar de Duitsers actief waren. Hij werd twee keer neergeschoten en werd, zwaar verbrand, een krijgsgevangene van Duitsland. Nadat hij werd vrijgelaten en hersteld was van zijn kwetsuren verbleef hij in Europa en raakte betrokken bij de American Relief Association. Hij kreeg sympathie voor de moeilijke situatie van Polen en sloot zich aan bij het Kosciusko eskadron van de Poolse luchtmacht.
Maar hij werd opnieuw neergeschoten en gevangen genomen door Russische kozakken. Hij bracht bijna een jaar door in gevangenissen en werkkampen. In april 1921 kon hij ontsnappen en bereikte uiteindelijk Warschau waar hij een onderscheiding kreeg van President Pilsudski voor de uitzonderlijke moed die hij aan de dag had gelegd.
Toen hij terugkeerde naar New York ging hij werken als reporter voor Daily News, hierna ging hij schrijven voor de New York Times.
Zijn honger naar avontuur was ook dan nog steeds niet gestild en hij bood zich als eerste officier aan voor een wereldexpeditie met als bedoeling op zoek te gaan naar bijzondere plaatsen en gewoontes om die te gebruiken in artikels, boeken en… films.
Toen de cameraman van de missie het voor bekeken hield contacteerde hij Ernest B. Schoedsack, een waaghals die hij had leren kennen in de oorlog. Samen maakten ze tijdens hun wereldreis bijzondere opnames op heel wat exotische locaties : Ethiopië, de pelgrimstocht naar Mekka, men had de bedoeling om daar een langspeelfilm rond te maken. Helaas ging alle beeldmateriaal in vlammen op toen hun schip vuur vatte.
Vastberaden om bijzondere dingen te doen op vlak van film keerden de twee terug naar New York waar men met Marguerite Harrison een avontuurlijk aangelegde sponsor vond, bereid om de nodige centen op te hoesten om naar Arabistan in Zuidwest-Iran, het toenmalig Perzië, te trekken. Daar sloten ze zich aan bij de trektocht van plaatselijke stammen die elk jaar met hun vee over de berg Zardeh Kuh trekken. Het resultaat : Grass, een opmerkelijke maar enigszins gebrekkige documentaire/langspeelfilm die voor heel wat opschudding zorgde toen Paramount die uitbracht in de bioscoop. Cooper schreef ook een dagboek van de volledige expeditie onder dezelfde titel : Grass.
Aangemoedigd door het succes die de twee hadden én geholpen door Jesse Lasky van Paramount die de nodige centen vrij maakte konden Schoedsack en Cooper hun volgende project realiseren : Chang. Hiervoor ging men twee jaar lang filmen in Noord-Thailand. In de film die een combinatie leek van een documentaire en een speelfilm stond het gevaarlijke leven en de strijd om te overleven van een familie van aan plaatselijke stam centraal. De film werd een groot succes aan de box office. Eén specifieke scène, de stormloop van een groep olifanten, had men gefilmd in Magnascope, een opnametechniek die men ook al had gebruikt bij de hoogtepunten van enkele grote films uit die periode en waarmee men alles op een voor die tijd grootse, indrukwekkende manier in beeld kon brengen.
Stukken van de olifanten- en andere actie-scènes werden jarenlang gebruikt in Hollywood-films die zich in de jungle afspeelden. De invloed van Chang op bekende jungle-films als Trader Horn en Tarzan the Ape Man was aanzienlijk. Daarna maakten ze ook samen de avonturenfilm The Four Feathers die onder meer in Soedan en Tanganyika werd opgenomen.
Maar dan zei Cooper de filmwereld even vaarwel en keerde terug naar zijn grote liefde : het vliegtuig. De centen die hij had verdiend met zijn films investeerde hij in de luchtvaartindustrie die stilaan vorm kreeg. Hij werd één van de eerste aandeelhouders en directeur(s) van Western Airlines en Pan American Airways. In zijn vrije tijd werkte hij zijn idee verder uit rond het verhaal dat later zou dienen als basis voor de King Kong-film uit 1933. Hij kon noch MGM noch Paramount overtuigen om geld te investeren in het project maar kreeg wél gehoor bij RKO. Daar kwam hij in contact met David O. Selznick en werd zijn assistent.
Toen Cooper de thrillerklassieker The Most Dangerous maakte kwam hij in contact met Willis O’Brien die al heel wat ervaring had met speciale effecten. En die kwam heel goed van pas om de mechanische gorilla op een geloofwaardige manier het Empire State Building te laten beklimmen in de slotscène van King Kong. De film werd dank zij de technische hoogstandjes, het eenvoudige maar boeiende verhaal maar zeker ook de onvergetelijke filmmuziek een enorm succes aan de box office.
King Kong werd meteen de laatste film van Cooper als regisseur. Nadat die was afgewerkt volgde Cooper Selznick als productieleider op bij RKO. In 1936 werd hij Vice-President van Selznick International Pictures.
In de Tweede Wereldoorlog was Cooper Kolonel bij het US Army Air Corps én chef-staf van Generaal Claire Chennault van de China Air Task Force. Hij sloot zijn militaire carrière af als Brigadier-Generaal van de Amerikaanse Luchtmacht.
In 1947 richtte hij Argosy Pictures op en produceerde samen met John Ford een aantal van zijn beste westerns zoals Wagonmaster, The Searchers en de Cavalry-trilogie.
In de jaren ’50 hielp Cooper ook mee aan de ontwikkeling van Cinerama en was in 1952 één van de producenten van de eerste Cinerama vertoning, This is Cinerama. Datzelfde jaar kreeg hij ook een ere-Oscar for his many innovations and contributions to the art of motion pictures.
Merian C. Cooper was gehuwd met actrice Dorothy Jordan.
Oscars ® 1953 | Genomineerd | Beste filmBest Motion Picture | The Quiet Man |