Lynn Redgrave
acteur/actrice
(20)
Na haar studies aan de Londense Central School of Speech and Drama kon Lynn Redgrave in 1962 goed voorbereid haar toneeldebuutrol van Helena vertolken in A Midsummer Nigh’s Dream, een stuk dat werd vertoond aan het Royal Court Theatre. Haar West End debuut maakte ze dan weer in N.C. Hunter’s The Tulip Tree met Celia Johnson en John Clements. Ze maakte haar langspeelfilmdebuut in 1963 in Tom Jones. Dat was ook het jaar waarin ze één van de oprichters was van het Royal National Theatre of Great Britain. Daar werkte ze voor grootheden als Laurence Olivier, Edith Evans en Noel Coward. In 1966 verhuisde ze naar Amerika en trouwde een jaar later met acteur-regisseur-producent John Clark (ze scheidden in 1998 en kregen drie kinderen). Ze bleef actief in zowel Engelse als Amerikaanse films, voornamelijk in komische rollen waardoor haar rol van hoerenmadam in The Happy Hooker er toch wel uitsprong en eerder gewaagd en gedurfd was. Dat ze op dat moment geen of nauwelijks nog aanbiedingen kreeg uit Hollywood had hier ongetwijfeld mee te maken. De rol op zich was al niet de gemakkelijkste, ze werd ook geconfronteerd met heel wat problemen op vlak van het gewenste accent. Opvallend was ook dat ze aan het begin van haar carrière vrij mollig, zeg maar volslank was en er alles aan deed, met succes overigens, om een aantrekkelijker taille te krijgen.
In je jaren ’70 leek ze over het hoogtepunt van haar filmcarrière heen in tegenstelling tot haar verschijningen op Broadway die bijzonder succesvol waren met als hoogtepunt die in Black Comedy waarin ook Michael Crawford en Geraldine Page te zien waren. Enkel andere Broadway-stukken waarin ze te zien was: My Fat Friend, Mrs. Warren’s Profession (Tony-nominatie) met Ruth Gordon, Aren’t We All (in het seizoen 1985-1986 waren ook Rex Harrison, Claudette Colbert en Jeremy Brett te zien), Moon Over Buffalo (1996) met Robert Goulet en Strike Up the Band. De belangrijkste toneelstukken off Broadway waren The Exonerated waarin ze de rol van Sonny Jacobs speelde en Talking Heads van Alan Bennett waar ze een Drama Desk, een Outer Critics Circle en een Obie Award voor kreeg.
Ook buiten New York was Lynn Redgrave te zien in toneelstukken. In Misalliance in Chicago bijvoorbeeld met Irene Worth (waarmee ze de Sarah Siddons en Joseph Jefferson awards won), Twelfth Night op het American Shakespeare Festival, California Suite, The King and I, Hellzapoppin’, Les dames du jeudi, Les liaisons dangereuses en The Cherry Orchard. Ze was ook te zien in de wereldpremère van The Notebook of Trigorin van Tennessee Williams, gebaseerd op Chekhov’s The Seagull.
Lynn Redgrave was in deze periode ook actief op televisie, onder andere in de komische serie House Calls (1979-1981) tot ze vrij verrassend uit de reeks stapte en Sharon Glass haar rol overnam. Haar versie wat de reden van haar ontslag betreft, was dat ze geen toelating kreeg om borstvoeding te geven aan haar baby tussen de opnames door. Redgrave beweerde dat haar ontslag er voor zorgde dat ze op een soort van zwarte lijst terecht kwam en hierdoor geen of al zeker geen betekenisvolle rollen meer kreeg aangeboden. In 1989 (ze had ondertussen wel meegespeeld in de tv-serie Teachers Only (1982-1983) en Chicken Soup (1989-1990) met komiek Jackie Mason) kwam hier verandering in toen ze de rol vertolkte van een Londense hostess in Getting It Right. In 1990 was ze samen met zus Vanessa te zien in een Londense productie van Chekhov’s The Tree Sisters en in 1991 in de tv-remake Whatever Happened to Baby Jane? ondanks het feit dat ze op politiek vlak elkaars mening niet deelden.
In 1993 triomfeerde ze nogmaals op Broadway met een autobiografische one-woman show, getiteld Shakespeare for My Father waarin haar relatie met haar vader Sir Michael Redgrave centraal stond. Die werd genomineerd voor een Tony Award en was later ook te zien aan het Londens Theatre Royal, Haymarket. Ze was ook te zien in het stuk The Mandrake Root (losjes gebaseerd op haar moeder, actrice Rachel Kempson) en Nightingale, een meditatie over haar grootmoeder Beatrice Kempson die haar Amerikaanse première kende op het Los Angeles Mark Taper Forum.
Lynn Redgrave werd twee keer genomineerd voor een Emmy en werd zelfs genomineerd voor een Grammy voor haar audioboek The Witches van Roald Dahl. Ze verscheen ook in een aantal televisieshows en Weight Watchers commercials én ze was ook co-host voor de talkshow Not for Women Only. In de laatste fase van haar carrière deed ze enkel nog mee in televisiefilms zoals The Bad Seed en My Two Loves (1986).
In 1996 werd ze voor haar rol in Shine genomineerd voor zowel een BAFTA in de categorie Beste actrice in een bijrol als voor een Screen Actors Guild Award. In 1999 kreeg ze een Golden Globe voor haar rol in Gods and Monsters en won ook de Independent Spirit Award alsook de London Film Critics Award.
Haar grootste rol was die als het lelijke eendje in Georgy Girl (1966) waar ze een Oscarnominatie voor kreeg alsook de prijs voor Beste actrice van de New York Film Critics, één die ze deelde met Elizabeth Taylor voor Who’s Afraid of Virginia Woolf? Ze won voor haar rol ook een Golden Globe in de categorie Actrice in een hoofdrol in een musical of komedie.
In de periode die hier op volgde was ze actief als actrice, lerares, schrijfster en regisseur. Haar stem was te horen in de animatieserie Me, Eloise en de animatiefilm My Dog Tulip met Christopher Plummer.
Lynn Redgrave is de auteur van This Is living: An Inspirational Guide to Freedom (1988). Ze schreef ook de tekst voor Journal, A Mother and Daughter’s Recovery From Breast Cancer waarin ook foto’s van haar dochter Annabel Clark werden opgenomen, het boek werd uitgebracht in 2004.
Oscars ® 1967 | Genomineerd | Beste actrice in een hoofdrolActress | Georgy Girl |
- "Looking up at my horrible, ugly bulk on a huge screen was the turning point in my life."